Table of Contents
Adressering van stationaire Decoders - Een praktische handleiding
1.0 Introductie
Deze handleiding is bedoeld om de verschillende adresseringsmethodes voor stationare decoders te beschrijven. De volgende tekst is zowel bedoeld voor wissels als seinen. De handleiding is ook bruikbaar voor "Uitgangen".
Om de tekst leesbaar te houden gebruiken we alleen het begrip "wissel(s)", ook wanneer daarmee een sein bedoeld wordt.
1.1 Begrippen
- Adres of wel de "naam" (ID) van een wissel of het verwijst naar de module (zie hieronder).
- Om verwarring te voorkomen het adres van een wissel zal in de navolgende tekst worden aangeduid als nummer terwijl voor de module het begrip "adres" gehanteerd zal worden.
- Module is de aanduiding voor een standaard (wissel)decoder. Een standaard decoder beschikt normaal over 4 aansluitingen voor accesoires (zoals wissels, seinen, etc.). Dat zijn dan 4 Poorten. (zie onderstaand).
- Een Poort is een paar van twee Gates. (zie onderstaand). Een wissel wordt verbonden met beide Gates van één Poort. Vaak hebben deze poorten ook nog een derde aansluiting, die veelal aangeduid wordt als "C" (common) of geel is gekleurd.
- Een Gate is een enkelvoudige uitgang van een Poort. Gates zijn meestal gemerkt als "rood" en "groen" of worden aangduid met "Out A" en "Out B" (als voorbeeld).
1.2 Adressering
Voor het adresseren van accesoires worden altijd beide velden Adres en Poort gebruikt. Beide velden vertegenwoorden één unit en moeten altijd gezamelijk worden gezien. De waarden van beide velden vormen de adressseringsmethode zoals beschreven in hoofdstuk 2.0.
Om te onthouden: Hoewel het vanzelfsprekend lijkt dat het adres van een wissel (wissel nummer) wordt aangegeven in het "Adres"-veld, hoeft dit niet per definitie zo te zijn!
- Wanneer het "Adres"-veld een waarde bevat die groter is dan nul (0) én het "Poort"-veld eveneens een waarde heeft groter dan nul (0) dan interpreteert RocRail dit als zg. MADA-adressering. Het "Adres"-veld heeft dan het adres van de "Module", het "Poort"-veld bevat dan het nummer van de "Poort".
- Wanneer het "Adres"-veld een waarde bevat die gelijk is aan nul (0) én het "Poort"-veld een waarde heeft groter dan nul (0), dan interpreteert RocRail dit als zg. PADA-adressering. Het "Poort"-veld bevat dan het nummer van het "Wissel".
- Wanneer het "Adres"-veld een waarde bevat die groter is dan nul (0) én én het "Poort"-veld field een waarde heeft dat gelijk is aan nul (0), dan interpreteert RocRail dit als zg. FADA-adressering. Het "Adres"-veld heeft dan het actieve Poort-nummer over alle poorten van de module(s) [of bij een aantal centrales, het wissel-nummer].
Het bovenstaande kan worden samengevat in de volgende tabel:
Table 1.2: Waarde adressering-type. 0: zero, n: Getal groter dan 0 (nul)
Waarde Veld Adres | Waarde Veld Poort | Uitkomst is adressering type |
---|---|---|
n | n | MADA |
0 | n | PADA |
n | 0 | FADA |
2.0 Adresserings Typen
Het is afhankelijk van de centrale welke adresserings type(n) gebruikt kunnen worden. Gebruuik indien mogelijk het PAD-type adressering.
2.1 Module Adressering (MADA)
De waarschijnlijk oudste methode van adressering is de Module Adressering (Module Accessory Decoder Address, MADA) waarbij het adres van de decoder én de poort zijn ingevoerd. Wissel nummer 5 krijgt dan het adres 2, poort 1 (zie ook de onderstaande tabel).
Echter, een Module wordt altijd gezien al een apparaat met vier poorten ongeacht het werkelijk aantal poorten op de decoder. Een aantal decoders op de markt hebben maar twee poorten, andere hebben er zes.
Module 1 | Module 2 | Module 3 | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
4-poort Decoder | Decoder 1 | Decoder 2 | Decoder 3 | |||||||||
2-poort Decoder | Decoder 1 | Decoder 2 | Decoder 3 | Decoder 4 | Decoder 5 | Decoder 6 | ||||||
6-poort Decoder | Decoder 1 | Decoder 2 | ||||||||||
Wisselnummer | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 |
Een 4-poorts decoder past daarmee prima in het module patroon, terwijl twee 2-poorts decoders samen één module adres delen.
Let er op dat een 6-poorts decoder buiten het module patroon valt! In het voorbeeld horen de twee laatste poorten van decoder 1 al tot module 2. De eerste twee poorten van de tweede 6-poorts decoder horen bij module 2 en tenslotte horen de resterende 4 poorten tot modules 3.
Het adres en poortnummer voor MADA adressering kunnen worden berekend op basis van het wisselnummer door gebruik te maken van het hele getal uit de deling. "#" is in dit voorbeeld het actuele wisselnummer.
Berekening | Uitkomst voor wissel No. 12 |
adres = (# - 1) / 4 + 1 | 3.75 |
poort = (# - 1) modulo1) 4 + 1 | 4 |
Door gebruik te maken van alleen het integerdeel (hele getal) van de berekening levert voor wissel 12 adres 3 en poort 4.
2.2 Port Adressering (PADA)
Poort Adressering (Port Accessory Decoder Address, PADA) adresseert de poorten direct met een waarde: Wissel nummer 5 krijgt dan adres 0 (nul) en poort 5. Bij Poort Adressering blijft het "Adres"-veld altijd 0 (nul) en heeft het "Poort"-veld de waarde van het wisselnummer.
2.3 Flat Adressering (FADA)
Bij Flat Adressering (Flat Accessory Decoder Address, FADA) worden gebruikelijk de "Gates" direct als adres aangegeven: Voor wissel nummer 5 betekent dit dus de Gates 9 en 10.
Bij sommige centrales wordt Flat Adressering gebruikt als wisselnummer, bijv. bij BiDiB. In deze gevallen wordt wissel nummer 5 dan geadressert als Adres 5, Poort 0 (nul). Bij deze vorm zijn de "poort"-velden dus altijd 0 (nul) en bevat het "Adres"-veld het wissel nummer.
2.4 Resumé
Tabel: Vergelijking van adressering methoden
MADA | PADA | Flat (e.g. BiDiB) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Wisselnummer | Adres | Poort | Adres | Poort | Adres | Poort | |||
1 | 1 | 1 | 0 | 1 | 1 | 0 | |||
2 | 1 | 2 | 0 | 2 | 2 | 0 | |||
3 | 1 | 3 | 0 | 3 | 3 | 0 | |||
4 | 1 | 4 | 0 | 4 | 4 | 0 | |||
5 | 2 | 1 | 0 | 5 | 5 | 0 | |||
6 | 2 | 2 | 0 | 6 | 6 | 0 | |||
2 | 2 | 3 | 0 | 7 | 7 | 0 | |||
8 | 2 | 4 | 0 | 8 | 8 | 0 | |||
9 | 3 | 1 | 0 | 9 | 9 | 0 | |||
… |